Historie van de essen
Emmer-, Schimmer- en Noorbarger es rond 1900 en 2000.
Een es?
Een es is een eeuwenoud akkercomplex met een open landschap en een kleinschalige verkaveling waar boeren jaar in jaar uit verschillende soorten gewassen verbouwden, zoals rogge, boekweit, hennep en vlas en kool. Essen zijn ontstaan op de hoger gelegen delen in het landschap, de keileemplateaus. Door de leem was de vruchtbaarheid goed. Om deze vruchtbaarheid te verbeteren en het lang braak liggen tegen te gaan is vanaf de Late Middeleeuwen het land bemest met zandhoudende plaggenmest. Als gevolg van deze eeuwen lange bemesting is in de loop der tijd een steeds dikkere zwarte bovengrond ontstaan en hebben essen een steeds bollere ligging in het landschap gekregen. Deze gronden werden ontgonnen door een boer of een groep boeren. Dit deden ze om, naast veelteelt, ook granen te kunnen gaan verbouwen. De es ontstond meestal uit enkele los liggende kleine bouwlanden, welke in de loop van de tijd naar elkaar zijn toegegroeid. Het essen-landbouw-systeem was voor haar voortbestaan afhankelijk van omringde landschappen, zoals heide, bos, gras- en hooilanden. Deze omringde landschappen voorzagen onder andere in het materiaal voor de bemesting van de es en beweiding van het vee.
Het ontstaan
De Emmeres behoort tot de oudste essen van Drenthe. Al in de zesde tot achtste eeuw voor Christus heeft er aan de noordrand van de Schimmer es een vorm van landbouw plaatsgevonden. Hier heeft in die tijd een Celtic field gelegen. Dit is de oudst bekende vorm van georganiseerde landbouw, waarbij de vorm (vanuit de lucht gezien) sterke gelijkenis vertoont met een schaakbord.
Deze luchtfoto (links) van het Celtic field bij het Hijkerveld toont fraai het schaakbordachtige patroon van de akkercomplexen uit de IJzertijd. Een dergelijk akkerpatroon heeft vermoedelijk aan de noordkant van de Schimmeresch gelegen. De luchtfoto (rechts) is gemaakt van de Noorbarger es van vóór de ruilverkaveling. Het laat de grote hoeveelheid smalle, langgerekte akkers zien.
Er heeft echter ook nog vóór deze tijd bewoning plaatsgevonden in het gebied van de huidige Emmeres. Het bestaan van de hunebedden op de es verraadt de vroegere aanwezigheid van de zogenaamde ‘Trechterbekercultuur’. Het Trechterbekervolk leefde tussen 3400 en 2800 voor Christus. In de periode van de Trechterbekervolken zette de mens voor het eerst de natuur echt naar zijn hand. In deze periode begon men met het kleinschalig ontginnen van het oerbos en nam het beweiden van vee in het bos toe. Ook ontstonden kleine akkers, die met een eergetouw werden geploegd. Mede doordat de grondbewerking de grond uitputte, werden regelmatig nieuwe plekken ontgonnen en in gebruik genomen als akker (de zogenaamde ‘shifting cultivation’). Hierdoor verplaatsten de nederzettingen ook regelmatig. Ondanks al deze verschuivingen was er voor deze bewoners één constante in het landschap, en dat was de plek om de doden te begraven. De doden werden bijgezet in een hunebed. Deze hunebedden zijn op de Emmeres op meerdere plekken te vinden. Meestal lagen ze vlak bij een erosierand van het keileemplateau, want daar lagen vaak (grote) stenen aan de oppervlakte.
Emmen kent een aantal hunebedden en een grafheuvel. Ze bevinden zich op en nabij de Emmer- en Schimmer es.
In de periode van 2800-1900 voor Christus heeft de klokbekercultuur haar opwachting gemaakt. Bij deze cultuur ligt de oorsprong van het gemengd bedrijf op de zandgronden in Drenthe. Vanaf dit moment vond de bewoning geconcentreerder plaats en sliepen mens en dier onder één dak. De belangrijkste relicten die deze cultuur achter heeft gelaten zijn de verschillende grafheuvels. De Emmer es, zoals we die nu kennen, is pas veel later ontstaan. Het vermoeden is dat de es voortkomt uit een aantal losse huiskampen (los liggende percelen) die verspreid in het veld lagen. Vanaf de 11e-12e eeuw begonnen deze huiskampen aan elkaar te groeien. Deze percelen zijn vermoedelijk omheind geweest met vlechtwerk van takken.Dit wordt ook wel een ‘proto-es’ genoemd. De lengte en breedte van deze blokken lag meestal tussen 80 en de 120 meter. De omheining is verdwenen en zo is vermoedelijk in de Late Middeleeuwen (14e-16e eeuw) een open akker complex ontstaan. Bij dit groeiproces zijn nederzettingen die eerst bij de losliggende kampen hoorden verdwenen en is de es over de oude nederzettingen heen gegroeid. Dit is ook de reden dat er nu nog steeds onder de es veel archeologische resten te vinden zijn. Zo ligt er vermoedelijk iets ten noorden van Westenesch nog een oude nederzetting onder het esdek.